'Had marinier de treinkaper eerst moeten vragen: hoe gaat het met u?'
De PuntAl anderhalf jaar sleept het proces rond de gewelddadige beëindiging van de treinkaping bij De Punt (1977) zich voort. Nabestaanden zien voldoende bewijs dat twee kapers zonder noodzaak en met buitensporig geweld zijn doodgeschoten. De Nederlandse staat bestrijdt dat.
Tonny van der Mee
De slotzin van landsadvocaat Bert-Jan Houtzagers is veelzeggend. ,,Aan dit circus moet een keer een eind komen’’, zegt hij licht geïrriteerd, na een vijf uur durende zitting bij de rechtbank in Den Haag. ,,Alles ligt op tafel om tot een eindbeslissing te komen.’’
De Nederlandse staat is helemaal klaar met het proces rond de treinkaping bij De Punt (1977). En met alle aantijgingen van de nabestaanden van de doodgeschoten kapers Max Papilaja en Hansina Uktolseja over vermeende executies en opdrachten daartoe van hogerhand. Houtzagers: ,,Uit verklaringen van mariniers blijkt overduidelijk dat het gerechtvaardigd was de kapers dood te schieten. Van executie is geen sprake.’’
Voor de staat is het proces een ‘circus’. Voor de nabestaanden is het een decennialange zoektocht naar antwoorden. Ook na gisteren blijft het gissen naar de afloop.
Complexiteit
Het zegt veel over de complexiteit van een zaak die gaat over een gebeurtenis van 41 jaar geleden, waarin geschreven bronnen gekoppeld moeten worden aan de - soms ‘onbetrouwbare en ongeloofwaardige’ – herinneringen en verklaringen van de belangrijkste getuigen: de mariniers.
Op basis van archiefstukken, getuigenverklaringen en verhoren van elf mariniers is Liesbeth Zegveld, advocaat van de nabestaanden, stellig in haar conclusie. ,,Papilaja en Uktolseja zijn zonder noodzaak en met disproportioneel geweld doodgeschoten.’’
Papilaja en Uktolseja zijn zonder noodzaak en met disproportioneel geweld doodgeschoten
Liesbeth Zegveld, advocaat van nabestaanden treinkapers
Ze vermoedt dat vanuit politiek Den Haag de opdracht is gegeven om alle treinkapers bij de beëindigingsactie van mariniers te doden. Anders gezegd: de officiële geweldsinstructie gaf mariniers de ruimte om ze dood te schieten als ze zich ‘niet duidelijk waarneembaar overgaven’. En dat werd als zodanig geaccepteerd.
Maar nergens hebben de mariniers instructies gekregen over hoe om te gaan met kapers die ongewapend waren of zo gewond, dat ze zich niet duidelijk waarneembaar kònden overgeven. Zoals Papilaja en Uktolseja.
Zegveld: ,,Papilaja en Uktolseja konden hun handen niet meer in de lucht steken, of zeggen: ik geef me over. Men had óók op papier moeten zetten wat te doen met gewonden en kapers die geen gevaar vormden. Dat nalaten is de Staat hoe dan ook aan te rekenen en onrechtmatig.’’
Als de rechtbank dat laatste nu al voldoende bewezen acht, dan is het horen van nieuwe getuigen overbodig, zegt Zegveld. En anders wil ze dat de rechtbank alsnog enkele marinierscommandanten en oud-justitieminister Dries van Agt onder ede hoort.
'Allemaal dood'
Zegveld voelt zich gesteund door nieuwe getuigenverklaringen: drie officieren en de zoon van een toenmalige topambtenaar bij Binnenlandse Zaken. Volgens hen hebben commandanten gezegd dat geen kaper krijgsgevangen mocht worden gemaakt en dat ze ‘allemaal dood hadden gemoeten’.
De staat wijst erop dat de getuigenverklaringen verhalen ‘van horen zeggen’ zijn. Ze benadrukt dat de mariniers onder extreme omstandigheden moesten werken en onder grote druk stonden.
De mariniers schoten daarbij soms blind op de kapers, bleek tijdens de verhoren. Zo schoot een marinier door de coupédeuren op ‘iets wat onder een deken bewoog’. Dat bleek Papilaja te zijn. Een andere marinier vuurde een salvo op een ‘menselijke beweging’. Dat was Uktolseja. Beiden waren ongewapend en vormden dus geen gevaar.
De mariniers vonden het toegepaste geweld noodzakelijk omdat ze dachten dat er gevaar dreigde, stelt landsadvocaat Houtzagers. ,,We hebben het niet over een conducteur die de trein in gaat om naar kaartjes te vragen. Hadden ze bij Papilaja eerst zijn dekentje moeten optillen en moeten vragen: hoe gaat het met u?’’
We hebben het niet over een conducteur die de trein in gaat om naar kaartjes te vragen
Bert-Jan Houtzagers, Landadvocaat
Zijn collega Karlijn Teuben noemt het ‘onrealistisch’ om in een nauwe gang met beperkt zicht eerst te vragen of een kaper zich wil overgeven. ,,Het gaat om een beoordeling van de individuele marinier. Die moet in de hectiek van het moment inschatten of een kaper zich heeft overgegeven en geen gevaar meer vormt. Ook een gewonde kaper kan een gevaar zijn.’’
Dat de staat zegt dat mariniers niet worden opgeleid om te doden, doet Zegveld af als ‘volstrekt naïef’. ,,Mariniers worden opgeleid om te doden. Ze hebben gewoon gedaan wat van hen werd verwacht. Uitschakelen, doodschieten. Behalve de kapers die zich duidelijk waarneembaar overgaven. De rest mocht dood. Papilaja en Uktolseja gingen dus ook dood.’’
De rechtbank komt op 25 juli met een (tussen)vonnis.