OM in hoger beroep om aangifte Moes S.

De rechtbank vond er eerder geen bewijs voor dat S. opzettelijk een valse aangifte had gedaan. Het is het woord van de politieman tegen dat van S., zo oordeelde. Daar is het OM het niet mee eens.  

S. deed zijn aangifte op 11 oktober 2011 over een incident van een dag ervoor. Na een verkeersruzie moest S. mee naar het politiebureau. Daar zou het mis zijn gegaan. Volgens S. werd hij in het bureau aan de De Heemstraat in de Schilderswijk geduwd en geslagen. Zo hard dat zijn hand brak.

Volgens de agent klopte er niets van dat verhaal. Vervolgens oordeelden in de jaren die erop volgden de klachtencommissie van de politie, de Haagse hoofdofficier van justitie, het gerechtshof en de Nationale Ombudsman zonder uitzondering dat er geen bewijs was voor de mishandeling. Hierna besloot het OM S. te vervolgen voor het doen van valse aangifte en eiste een werkstraf van 120 uur. 

Intussen was Moes het gezicht geworden van politiegeweld in de Schilderswijk. Bij de NPO werd in december 2014 een documentaire gewijd aan wat hem was overkomen en in diverse kranten en tijdschriften verschenen grote verhalen. 

Tijdens de rechtszaak drie weken geleden bleek dat  het verhaal van Moes wat er in het politiebureau gebeurd was,  in die tijd steeds sterker werd. Volgens het OM bewijs dat hij met opzet valse aangifte had gedaan. Ook zou uit twee reconstructies blijken dat er geen tijd kan zijn geweest om Moes de harde klappen te verkopen. 

Moes' advocaat pleitte echter dat de rechtbank moest kijken wat er in de aangifte stond, niet naar wat er daarna is gezegd of geschreven. Ook zei hij dat de reconstructies in samenwerking met de politie  - en volgens de strafpleiter dus  een bevooroordeelde partij-  waren gemaakt.