Roofvogels hebben het moeilijk in Zeeland. De bruine kiekendief heeft het het zwaarst

De Werkgroep Roofvogels Zeeland houdt de roofvogels sinds 1995 in de gaten. Toen werden nog veel buizerds, sperwers en boomvalken geteld. Ook het aantal torenvalken en in mindere mate het aantal bruine kiekendieven steeg. Dat ging zo tot na de eeuwwisseling, waarna de situatie veranderde, schrijft de werkgroep in zijn jaarverslag.

De eerste soort waarbij achteruitgang werd vastgesteld was de bruine kiekendief, een kenmerkende Zeeuwse roofvogel. Vergeleken met de eeuwwisseling, is de populatie met 45 procent gedaald. Al snel volgden de boomvalk (inmiddels -38%), de sperwer (inmiddels -27 procent) en de torenvalk (inmiddels -20 procent).

Niet met elke soort ging het slecht. Tot 2020 nam het aantal buizerds nog toe. En in 2002 vestigden zich nog twee nieuwe soorten: de havik en de slechtvalk. De havik lijkt met 63 tot 80 paren inmiddels aan zijn maximum te zitten, aldus de Werkgroep Roofvogels Zeeland. De situatie van de slechtvalk is met 20 tot 25 paren in Zeeland nog onduidelijk. Verder zijn incidenteel wespendieven en zeearenden gespot.

Hoe het komt dat roofvogels in Zeeland onder druk staan? De recente afname is vooral een gevolg van intensiever grondgebruik. Daardoor zijn er minder prooien voor de roofvogels, denk aan hazen en konijnen en verschillende kleine vogelsoorten, stellen de onderzoekers vast. Ook onderlinge concurrentie en toegenomen recreatie spelen een rol bij de achteruitgang. Inmiddels wordt er van alles aan gedaan om te zorgen dat de bruine kiekendief in Zeeland te zien blijft.