Robin van Oldeniel rijdt tussen de paradepaardjes op ’t Peppelenbos in Harfsen

Wat betekent deze baan voor jou?
Robin van Oldeniel: „Hier is het allemaal begonnen, ik woon tien minuten van de baan. Als 5-jarige stond ik hier aan het starthek, ik mocht pas vanaf die leeftijd wedstrijden rijden. Daarvoor reed ik illegaal rondjes op een industrieterrein. Mijn vader crosste voor de hobby, ik kreeg al vrij snel een motortje. Aanvankelijk wilden mijn ouders niet dat ik op hoger niveau ging rijden, omdat ze zagen dat kinderen zo ongeveer een pak slaag kregen in de camper als ze slecht hadden gereden. In die wereld wilden ze mij liever niet zien. Toen ik drie jaar geleden nationaal kampioen bij de jeugd werd, moest ik wel hogerop. Maar ik ben verre van gepusht.”

Wat vond je ervan toen je de baan als één van de eersten mocht verkennen?
„Mooi dat ik daarvoor werd gevraagd. De baan ligt er wat mij betreft heel mooi bij. We hebben een stuk weiland waar we overheen rijden, waar dat normaal gesproken niet gebeurt. Maar voor speciale wedstrijden wel, dat is wel even wennen. De bulten hadden van mij wel iets steiler gemogen, dat heb ik de organisatie ook meegegeven. Dat is nu aangepast.”

Hoe kijk je naar het begin van je debuutseizoen bij de senioren, met de voorlopig 36ste plaats? 
„Mijn start moet beter, daar heb ik van jongs af aan al moeite mee, het goed wegkomen op de eerste meters. Aan de andere kant, ik ben een diesel, kan heel lang dezelfde rondetijden rijden. Zo werd ik drie jaar geleden Nederlands kampioen in de cup-klasse, een niveau lager dan nu. Het grootste verschil is dat ik een baan heb als automonteur en de jongens die vooraan rijden er alles voor laten schieten. Zij zitten drie keer per week op de motor. Dat gaat bij mij niet.”

Wanneer gaan we je zien in de zwaarste categorie van de Masters, de 500cc?
„Ik wil eerst alles eruit halen in de 250cc. Ik rijd nu met een tweetaktmotor en de meesten in de 500cc rijden met een viertaktmotor. Een wereld van verschil, ik heb daar een speciale motor voor nodig. Misschien moet ik voor de zwaarste klasse ook nog wel fysiek wat sterker worden.”